Betrouwbare kennis over angststoornissen, speciaal geschreven voor jongeren. Wat is een angststoornis? Hoe weet je of je het hebt? Welke behandelingen zijn er?
Heel erg bang zijn, bibberen, een gespannen gevoel, je willen verstoppen of juist wegrennen: er zijn veel verschillende soorten angst. Je kan bang zijn voor veel verschillende dingen tegelijk of juist voor één ding, zoals spinnen. Of je vindt het bijvoorbeeld eng om met andere mensen of leeftijdsgenoten te praten. Misschien denk je dat je nooit ergens goed in bent en alles fout doet. Die dingen kan je voelen als je last hebt van een angststoornis.
De teksten zijn opgesteld in samenwerking met experts en ervaringsdeskundigen. Het Kenniscentrum Kinder- en Jeugdpsychiatrie houdt deze informatie up-to-date.
Wat is angst?
Iedereen is weleens bang. Angst voelen is vaak juist goed. Het is een gevoel dat je helpt om te reageren als er gevaar dreigt. Je lichaam maakt zich klaar voor de reactie op het gevaar. Dit kan je bijvoorbeeld merken doordat je hart sneller gaat kloppen, je ademhaling versnelt of je spieren zich aanspannen. Dit is een gezonde reactie op een dreigend gevaar. Maar het kan ook zijn dat je heel vaak bang bent en je er niet van kan slapen. Ook als er eigenlijk geen gevaar dreigt. Je durft niet meer goed naar buiten en dit bange gevoel krijg je steeds weer opnieuw. Het kan dan zijn dat je last hebt van te veel angst, en dat je een angststoornis hebt.
Er zijn verschillende soorten angstklachten:
- Je zorgen maken over van alles, waar andere mensen niet vaak bang voor zijn. Je kunt er niet goed van slapen en denkt er heel veel over na. Je piekert heel veel, en daardoor kan je je niet goed concentreren op school.
- Bang zijn om mensen kwijt te raken of om niet meer bij je ouders te kunnen zijn. Als je vader of moeder ergens anders zijn, voel je je niet prettig. Je krijgt dan misschien buikpijn en een naar gevoel van binnen. Slapen lukt niet goed als één van je ouders niet bij je in de buurt is. Ook naar school gaan vind je daardoor niet fijn, en schoolreisjes of schoolkamp zijn al helemaal een ramp.
- Bang zijn om met andere mensen om te gaan. Je durft niet zomaar een praatje met iemand aan te knopen en je bent heel verlegen. Je vindt het eng om een spreekbeurt te houden of een stukje muziek te spelen voor de klas. Want dan kijkt iedereen je aan. Je wordt dan heel onrustig van binnen en krijgt een paniekerig gevoel. Het liefst zou je dan meteen weglopen.
- Bang zijn dat er iets ergs met je gebeurt, dat je bijvoorbeeld ziek wordt. Of je bent bang voor dat angstige gevoel dat de hele tijd maar weer terugkomt en je dat nare gevoel geeft in je lijf. Dit wordt paniek genoemd. Je voelt dat je gaat beven en dat je hart sneller gaat kloppen. Misschien ben je bang dat je gek wordt, of dat je weer een paniekaanval zal krijgen. Ook kan je een gevoel van paniek krijgen als je ergens niet weg kan, zoals in de trein of in een tunnel. Het kan ook zijn dat je niet op een plein durft te lopen.
- Bang zijn om dingen niet goed te doen, bijvoorbeeld een toets verprutsen. Dit heet faalangst. Je bent dan zo bang dat je iets niet goed doet op school, dat je heel erg je best doet maar er eigenlijk helemaal geen plezier meer in hebt. Ook kan het gebeuren dat je zoveel hebt geleerd dat je het tijdens een toets allemaal niet meer weet, en dan alsnog zakt.
- Heel erg bang zijn voor één ding, bijvoorbeeld spinnen of vliegen. Je voelt je dan ontzettend bang, en je kan ook een paniekaanval krijgen. Het is moeilijk om gewone dingen te doen, omdat je steeds moet denken aan wat je zo bang maakt. Je durft bijvoorbeeld niet meer naar buiten uit angst om spinnen tegen te komen.
- Een bang gevoel omdat je iets heel naars is overkomen. Je kan dat niet vergeten en je blijft de angst voelen van wat er gebeurd is. Het kan zijn dat je een trauma hebt.
- Bang zijn dat er iets ergs gebeurt als je bepaalde dingen niet doet. Je moet van jezelf bijvoorbeeld vijf keer het licht aan en uit doen, anders denk je dat er iets gebeurt met je ouders. Terwijl je eigenlijk wel weet dat dit niet zo is. Dit heet dwang.
- Bang zijn om te praten in een omgeving die je niet kent. Dit komt vooral bij wat jongere kinderen voor. Als je voor het eerst naar de basisschool gaat, durf je niet te praten. Thuis kan je dat wel, maar ergens anders niet.
Hoe ontstaat een angststoornis?
Een angststoornis ontstaat in de meeste gevallen door een combinatie van dingen die elkaar beïnvloeden en versterken. Als één van je ouders en broers of zussen snel bang zijn, kan het bijvoorbeeld dat jij dat ook hebt. Maar een angststoornis kan ook ontstaan doordat je niet op een veilige plek bent opgegroeid, of juist heel erg beschermd. Je kan ook angstig zijn door iets wat je vroeger mee hebt gemaakt waar je heel erg bang van werd. Het bange gevoel dat daardoor ontstond, kan steeds weer terugkomen.
Hoe vaak komt het voor?
Op elke leeftijd kan je last van angst krijgen. Een angststoornis komt iets meer voor bij meisjes dan bij jongens. In Nederland hebben ongeveer 2 op de 100 kinderen last van een angststoornis.
Gaat het over?
Dat is voor iedereen anders. Er zijn verschillende soorten angsten, en de één gaat makkelijker over dan de andere. In sommige gevallen houd je last van je angst als je ouder wordt.
Hoe weet je of je een angststoornis hebt?
Het kan zijn dat je zelf merkt dat je ergens mee zit of dat je klachten hebt. Maar het kan ook zijn dat je ouders of leraren op school dat merken. Vaak zal je dan eerst naar een huisarts of naar het wijkteam in jouw buurt gaan. Als zij denken dat je misschien angstklachten hebt word je doorgestuurd naar een psycholoog en/of een psychiater. Door gesprekken, testjes en vragenlijsten onderzoekt die waar je klachten vandaan komen en hoe je daarbij geholpen kan worden. Het kan zijn dat je niet alleen last hebt van angst, maar ook van andere dingen. Je bent bijvoorbeeld ook snel verdrietig en somber, of heel druk.
Als beter bekend is wat je problemen zijn zal een psycholoog samen met jou en je ouders een plan maken om je beter te voelen. Behandeling kan op verschillende manieren.
Psycho-educatie
Je leert wat je problemen precies zijn en hoe ze zijn ontstaan. Zo kan je er beter mee omgaan en krijg je meer zelfvertrouwen. Ook praat je over de voor- en nadelen van behandeling en over wat er gebeurt als je je gedrag verandert.
Cognitieve gedragstherapie
Je kan door middel van gedragstherapie leren omgaan met angst. Dat betekent dat je leert hoe je je kan gedragen in verschillende situaties. Gedragstherapie kan alleen of in een groep. Je moet dan opdrachten doen waarbij je leert wat je kan doen om je minder bang te voelen.
Medicijnen
Als therapie niet goed werkt kan het ook zijn dat je medicijnen krijgt. Deze helpen je minder bang te voelen. Elk medicijn kan bijwerkingen hebben. Dat betekent dat je juist van andere dingen last krijgt. Maar dit soort medicijnen worden niet zo vaak aan jonge mensen gegeven. Lees meer over medicijnen op Begrijp je medicijn.
Voor je ouders
Het is belangrijk dat je ouders weten wat er aan de hand is en hoe ze daar mee om kunnen gaan. Je ouders leren bijvoorbeeld hoe ze jou bij sommige dingen kunnen helpen.
Ik zal mezelf eerst even voorstellen. Ik ben Nick, ik ben 22 jaar. Ik heb alleen een probleem wat je niet aan mij ziet, ik heb een angststoornis. Ik leef zelf de hele dag met angst en alles wat ik denk, zeg en doe komt voort uit angst en is vaak niet zoals ik het wil en bedoel. Ik durf eigenlijk helemaal niks meer.
AngstVan monster tot stille kracht Frits Boer Angst is soms zo heftig dat je leven erdoor overhoop gegooid wordt. In het boek ‘Angst – van monster tot stille kracht’ laat Kenniscentrum-expert Frits Boer de lezer volgens de nieuwste wetenschappelijke inzichten kennismaken met de wereld die schuil gaat achter dit gevoel. Het boek is zeer toegankelijk en biedt veel praktische inzichten aan patiënten en ouders. >> Bestel ‘Angst: van monster tot stille kracht’ bij Bol.com |
|
Ik sterf duizend dodenVictoria Farkas |